Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet stedelijke vernieuwing

 

Artikel 13
1
Burgemeester en wethouders van een gemeente waaraan investeringsbudget is verleend, dienen uiterlijk op de 15e juli volgende op de afloop van het investeringstijdvak een aanvraag in tot vaststelling van het investeringsbudget bij Onze Minister, indien het een gemeente betreft als bedoeld in artikel 5, tweede lid, of bij gedeputeerde staten, indien het een gemeente betreft als bedoeld in artikel 5, derde lid.
2
Bij de aanvraag wordt verantwoordingsinformatie over de besteding van de verleende voorschotten gevoegd, alsmede een vergelijking van de in het ontwikkelingsprogramma opgenomen gemeentelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing, dan wel, indien het een gemeente betreft als bedoeld in artikel 7, vijfde lid, van de in de aanvraag opgenomen onderbouwing van de activiteit in het kader van de stedelijke vernieuwing, en de aan het investeringsbudget verbonden verplichtingen met de bereikte resultaten en een toelichting van de verschillen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gegeven omtrent de verantwoordingsinformatie en de vergelijking, bedoeld in dit artikellid.
3
Indien een aanvraag tot vaststelling van de onderscheidenlijke uitkeringen van het Grotestedenbeleid voor het investeringstijdvak bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt ingediend, wordt, in afwijking van het eerste lid, die aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag tot vaststelling van het investeringsbudget.
4
De verantwoordingsinformatie, bedoeld in het tweede lid, maakt, indien van toepassing, deel uit van de verantwoordingsinformatie die bij de bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ingediende aanvraag is gevoegd.
5
Gedeputeerde staten vatten ten aanzien van gemeenten waaraan zij investeringsbudget hebben verleend, de bevindingen samen die zij hebben verkregen uit de stukken, bedoeld in het eerste en tweede dan wel zesde lid, en dienen deze samenvatting, vergezeld van die stukken, in bij Onze Minister uiterlijk op de 31e december volgende op de afloop van het investeringstijdvak.
6
Indien het investeringsbudget betreft ter tegemoetkoming in de kosten van de uitvoering van een activiteit in het kader van stedelijke vernieuwing, als bedoeld in artikel 7, vijfde lid, en voornoemde activiteit aan het einde van het investeringstijdvak niet is verwezenlijkt, geldt in afwijking van het eerste en tweede lid dat:
a
burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente uiterlijk op de in het eerste lid bedoelde datum aan gedeputeerde staten een verklaring overleggen omtrent de reden van het niet verwezenlijken van voornoemde activiteit;
b
zij een aanvraag tot vaststelling van het investeringsbudget indienen tegelijk met de eerstvolgende indiening van de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 198, eerste lid, van de Gemeentewet, na verwezenlijking van voornoemde activiteit, onder overlegging van de in het tweede lid bedoelde bescheiden.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •